Auteursrechten op de schop?

Auteursrechten vormen reeds geruime tijd een doorn in het oog van de fiscale administratie. De stijgende omvang van vergoedingen die onder het taxatiestelsel van de auteursrechten worden ondergebracht, bracht de fiscus ertoe een grondige wijziging van bestaande stelsel aan te vragen bij de Minister van Financiën. Ondertussen is het wetsontwerp ingediend bij de Kamer en heeft ook de Raad van State zijn advies verleend. Gaan de auteursrechten op de schop?

Auteursrechten sinds 2008

In 2008 voerde België een bijzonder belastingregime in voor inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten die door een natuurlijke persoon worden verkregen (art. 17, § 1, 5° WIB 1992). Op basis van verschillende studies en gesprekken binnen de betrokken beroepskringen was de noodzaak gebleken om de inkomsten van kunstenaars te belasten op een manier die dichter aansloot bij hun draagkracht.

Het belastingregime wordt vandaag de dag echter in een toenemend aantal gevallen toegepast. Steeds meer en meer ook in ondernemingen die geen activiteiten hebben in sectoren die de wetgever oorspronkelijk op het oog had (softwareontwikkelaars, marketeers, consultants, architecten …)

Wetsontwerp

Op vraag van de fiscale administratie is er nu dus een wetsontwerp ingediend bij de Kamer. Volgens dit wetsontwerp omvatten auteursrechten de inkomsten:

  • verkregen uit de overdracht of de verlening van een licentie door de oorspronkelijke rechthebbende, zijn erfgenamen of legatarissen, van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties die bij wet zijn geregeld, bedoeld in boek XI, titel 5, van het Wetboek van economisch recht of in analoge bepalingen van buitenlands recht;
  • die betrekking hebben op originele werken van letterkunde of kunst zoals bedoeld in artikel XI.165 van hetzelfde Wetboek of op prestaties van uitvoerende kunstenaars zoals bedoeld in artikel XI.205;
  • met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijk gebruik van deze rechten, behalve in het geval van een gebeurtenis veroorzaakt buiten de wil van de overeenkomstsluitende partijen, overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken, door de verkrijger, de licentiehouder of een derde;
  • op voorwaarde dat de voormelde oorspronkelijke rechthebbende beschikt over een kunstwerkattest  OF;
  • bij gebrek daaraan, dat de rechthebbende in het kader van de overdracht of de verlening van een licentie in overeenstemming met de eerste drie streepjes deze rechten overdraagt of in licentie geeft aan een derde voor mededeling aan het publiek, voor openbare uitvoering of opvoering, of voor reproductie,
  • alsmede de voormelde inkomsten die door de voormelde rechthebbende worden verkregen via een in artikel I.16, § 1, 4° tot 6°, van het Wetboek van economisch recht bedoelde beheersorganisatie.

Zoals in de bestaande regeling worden de kwalificerende auteursrechten ook in de nieuwe regeling van rechtswege geacht ‘roerende inkomsten’ te zijn, “behalve indien en in de mate dat zij meer bedragen dan de [voormelde nog te indexeren grens van] 37.500 EUR”.

Het voorontwerp voegt daar nu een nieuwe uitzondering aan toe. Dat de auteursrechten van rechtswege vermoed worden ‘roerende inkomsten’ te zijn, geldt voortaan evenmin, “indien en in de mate” de auteursrechten meer bedragen dan een bepaald percentage van het totaal van de vergoedingen die men krijgt, inclusief de vergoeding “voor de geleverde prestaties”. Voor het aanslagjaar 2024 gaat het om 50 % van het geheel, voor het aanslagjaar 2025 om 40 % van het geheel, en vanaf het aanslagjaar 2026 om 30 % van het geheel.
 
Kortom, in de nieuwe regeling wordt uitdrukkelijk uitgegaan van de gedachte dat het taxatiestelsel van de auteursrechten niet geldt ten aanzien van het zogenaamde ‘cachet’ van de auteur (dat wat hij krijgt om het werk te maken) en dat ‘cachet’ wordt wettelijk vermoed – vanaf het aanslagjaar 2026 – 70 % van de vergoeding te bedragen (100 min 30 % auteursrechten), 60 % voor aanslagjaar 2025 (100 min 40 % auteursrechten), en 50 % voor aanslagjaar 2024 (100 min 50 % auteursrechten).
 

Overgangsregeling

Het voorontwerp bevat een overgangsregeling voor wie vergoedingen ontvangt die wél in aanmerking kwamen voor toepassing van het (oude) bestaande taxatiestelsel van de auteursrechten, maar niet (meer) in aanmerking komen voor het hervormde stelsel (zoals dat vanaf begin volgend jaar van toepassing wordt; zie hoger); (nieuw art. 551 WIB 1992).
Het houdt in, dat deze vergoedingen voor het aanslagjaar 2024 (normaal gezien gaat het dus om de inkomsten van 2023) nog wel in aanmerking komen voor het gunstige taxatiestelsel. Maar dit betekent geenszins dat de betrokken inkomsten (voor het aanslagjaar 2024) als vanouds worden belast. De overgangsregeling laat hen nog een jaartje langer toe tot het stelsel. Maar hun inkomsten zullen voor het aanslagjaar 2024 (niet volgens het oude, maar wel) volgens het hervormde stelsel worden belast (met alle beperkingen van dien; zie hoger). Bovendien gelden in deze overgangsregeling twee bijkomende beperkingen :
  • ten eerste wordt het plafond gehalveerd waaronder de betrokken inkomsten wettelijk vermoed worden roerende inkomsten te zijn; het plafond bedraagt dus geen (nog te indexeren) 37.500 EUR, maar slechts (nog te indexeren) 18.750 EUR;
  • ten tweede worden ook de schijven voor toepassing van het kostenforfait gehalveerd; het kostenforfait van 50 % wordt dus niet toegepast op de eerste schijf van (nog te indexeren) 10.000 EUR, maar wel slechts op (nog te indexeren) 5.000 EUR; en het kostenforfait van 25 % wordt ook niet toegepast op de daaropvolgende schijf van (nog te indexeren) 10.000 EUR, maar ook hier slechts op de daaropvolgende schijf van (nog te indexeren) 5.000 EUR.

Inwerkingtreding

De nieuwe regeling treedt in werking op 1 januari 2023 en is dus van toepassing op betaalde of toegekende inkomsten tijdens een belastbaar tijdperk dat ten vroegste verbonden is aan aanslagjaar 2024.

Welke inkomsten komen nog in aanmerking?

De Raad van State heeft het wetsontwerp nagekeken en vraagt zich duidelijk af of de wijzigingen volstaan om terug te keren naar de oorspronkelijke doelstelling van het taxatieregime voor auteursrechten.

Softwareontwikkeling

Volgens het Europees Recht valt een softwareprogramma onder het algemene auteursrecht omdat het wordt gekwalificeerd als werk van letterkunde of kunst. Echter zal er volgens sommige auteurs moeten worden gekeken naar hoe de software wordt gebruikt. De nieuwe regeling vereist namelijk een mededeling aan een breed publiek. In ieder geval zal men in detail ook moeten nagaan welke onderdelen van het softwareprogramma in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming.

Bij de IT-sector is dus mogelijks een beperking mogelijk van de inkomsten.

Overige inkomsten (architecten, journalisten …)

Volgens verschillende auteurs zouden andere inkomsten geen impact ondervinden van de nieuwe regeling zoals ze vandaag de dag voorligt in het parlement en zou er dus maar zeer uitzonderlijk een categorie op de schop gaan.